Roel Venderbosch: Hoe noemen we de band
Strips

Drie stripmakers grijpen op eigen wijze terug op de muziek uit hun jeugd

Gerrit de Jager en Eric Schreurs waren in de jaren ’80 de onmiskenbare sterren van de Nederlandse strip. De albums van De familie Doorzon en Joop Klepzeiker behaalden verkooprecords. Beide auteurs sloegen nadat de series stopten een andere weg in met hun carrière. Schreurs rücksichtslozer dan De Jager overigens: waar De Jager zijn geld bleef verdienen met gags en cartoons ruilde Schreurs de strip in voor vrije grafiek.

Songlife Gerrit de JagerIn zijn nieuwe boek Songlife slaat ook De Jager nu een meer experimentele weg in. Dat hij een knap verhalenverteller was, bewees hij al eerder. Maar de manier waarop hij hier schijnbaar achteloos losse gedachten en anekdotes aan elkaar weeft tot een vloeiend geheel, is razend knap.

Songlife is een autobiografie van De Jager aan de hand van liedjes uit zijn jeugd waar herinneringen aan plakken. De soundtrack van je leven is niet een saaie top 50 van je favoriete nummers, zo opent hij in fraai handgeletterde bewoordingen. ,,Dit boek gaat over het grote belang van muziek in mijn leven, vaak als inspiratie, soms als troost, maar vooral als blijvende herinnering aan gebeurtenissen die een indruk bij me hebben achtergelaten.’’

Songlife stripEn die herinneringen bestrijken voor een belangrijk deel De Jagers jeugd: de jaren ’60 en ’70. De puberjaren waarin je nog denkt dat een artiest dat ene lied over liefdesverdriet of niet begrepen worden speciaal voor jou heeft geschreven. De tijd ook waarin je veelal de muzieksmaak ontwikkelt die je de rest van je leven blijft aanhangen. Al blijft De Jager als zijn kinderen ouder worden nieuwsgierig naar nieuwe artiesten, om uiteindelijk te concluderen dat de soundtrack van zijn leven niet per se beter is dan die van de jeugd van nu. De jaren ’60 waren in muzikaal opzicht weliswaar uniek, maar niet zaligmakend.

In zijn autobiografie Door zonder familie uit 2013 schreef De Jager al zijn frustraties van zich af over alles wat hij eind jaren ’70 en begin jaren ’80 meemaakte. Zijn ongelukkige jaren in een nieuwbouwwijk in Lelystad, zijn scheiding, het stormachtige succes van De familie Doorzon en hoe hij en zijn jeugdvriend en medetekenaar Wim Stevenhagen uit elkaar groeiden. Songlife gaat vrijwel niet over die periode. Wél over De Jagers leven voor en na die tijd.

Roel Venderbosch: Hoe noemen we de bandDe Jager verstaat de kunst om van heel kleine dingetjes in het leven een mooi verhaaltje te maken. En op volledig associatieve wijze weeft hij al die mooie kleine verhaaltjes in Songlife aan elkaar. Daarbij is de muziek uit zijn  jeugd weliswaar de leidraad, maar uiteindelijk vertelt hij een universeel verhaal over ouder worden. Songlife is grappig, staat vol interessante weetjes en weet bij momenten te ontroeren. Maar bovenal: het ziet er geweldig uit. De Jager trekt grafisch alles uit de kast. Door de kenmerkende De Jager-lettering ademt Songlife de sfeer van een Peter Pontiac-boek, waarin de lettering van de auteur ook een belangrijke rol speelde. Met dat verschil dat Songlife veel lichtvoetiger is.

Hoe noemen we de bandOok Roel Venderbosch putte uit de muziekherinneringen uit zijn jeugd bij het maken van zijn nieuwste werk: Hoe noemen we de band. Maar waar De Jager de grenzen verlegt van wat je met een beeldverhaal kunt, koos Venderbosch voor een meer klassieke aanpak.

In Hoe noemen we de band vertelt hij over zijn middelbareschooltijd in het Achterhoekse Aalten, begin jaren ‘80. Net als bij De Jager zijn Venderbosch’ jeugdherinneringen verweven met de muziek uit zijn puberteit, zoals The Police en Noodweer. We lezen over hoe hij een schoolband opricht, verliefd wordt en over zijn liefde voor muziek. Hoe noemen we de band is een lieflijke vertelling over een worstelende puberjongen, maar mist de diepere laag die De Jager aan Songlife meegaf. Venderbosch schetst weliswaar een mooi tijdsbeeld, maar meer dan dat doet hij niet in zijn album. Hoe noemen we de band is een coming of age-verhaal dat je als lezer weliswaar even aanraakt, maar dat je niet aan het denken zet over de invloed van muziek bij je ontwikkeling.

Mixtape MadnessEen heel ander weg sloeg Eric Schreurs in. Van de vorig jaar overleden tekenaar verscheen nu postuum een prentenboekje: Mixtape madness, uitgegeven door Concerto, de bekende platenzaak in Amsterdam. Schreurs had zijn interesse in strips al jaren verloren. In het voorwoord van dit boekje schrijft Guido van Driel dat Schreurs zelfs geen albums van zichzelf meer in huis had.

Liever maakte hij vrij werk en luisterde hij naar muziek. Voor vrienden stelde hij cassettebandjes en cd’s samen met allemaal liedjes die hem beroerden. Zowel oude als moderne muziek. Daarbij krabbelde hij de hoesjes vol met rauwe, soms absurde tekeningetjes die nu zijn verzameld in Mixtape madness.

mixtape madnessDe tekeningen geven een indruk van wat muziek bij je kan losmaken. Schreurs was niet makkelijk voor zichzelf; hij werd geplaagd door een pijnlijke hernia en verloor zich regelmatig in de drank. Maar uit de tekeningen spreekt enorm veel lol en levenslust. Het bewijst niet alleen wat een ongekend grafisch talent Schreurs was (voor de liefhebbers, zijn prentenboekje Strange flesh uit 1999 is een andere prachtige staalkaart van zijn kunnen). Mixtape madness onderstreept ook (net als de albums van De Jager en Venderbosch) het belang van muziek. En hoe muziek tekenaars op heel verschillende manieren kan vormen.

Gerrit de Jager – Songlife. Uitgeverij Concerto. 144 pagina’s, harde kaft. € 26,99

Eric Schreurs – Mixtape madness. Uitgeverij Concerto. 140 pagina’s, slappe kaft. € 16,99

Roel Venderbosch – Hoe noemen we de band. Uitgeverij De Harmonie. 96 pagina’s, slappe kaft. € 19,90