Strips

Zwanendrifters is sympathiek maar kabbelend debuut van Dido Drachman

Gezinnen waar iets mee is – ze komen in de literatuur veelvuldig voor. Bijvoorbeeld in De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld, Jaap Robbens Zomervacht of Kinderen van het ruige land van Auke Hulst. Ook in de graphic novel Zwanendrifters van de jonge stripmaker Dido Drachman treffen we zo’n gemankeerd gezin aan: moeder is er niet meer, vader krijgt zijn leven niet goed op orde, zoon glijdt af naar de criminaliteit en dochter moet zich maar zien te redden.

Die dochter is Bettie. Ze zit nog op de basisschool (in het boek gespeld als ‘basischool’) en begint vragen te stellen bij de afwezigheid van haar moeder. Haar is altijd verteld dat moeder dood is, maar ze weet dat dat niet zo is. Het verdwijnen van de moeder, die Zwaantje heette, is voor vader blijkbaar nogal traumatisch, want hij wordt al boos als het woord zwaan valt. Dat is wat sterk.
Een zwanendrifter is iemand die zwanen houdt, als een vorm van pluimveehouderij. Het verband met de naam van de moeder en met het op drift zijn van het gezin is helder, maar de betekenis van de zwanendrifter binnen de setting van het verhaal blijft ongewis.

Het verhaal stelt op gebeurtenisniveau niet zo veel voor: het zijn vooral kleine gebeurtenissen die Bettie steeds meer ingeven dat ze op zoek zou moeten gaan naar haar moeder. In Zwanendrifters draait het niet in de eerste plaats om die gebeurtenissen maar om de verhoudingen tussen de personages, die dan ook veruit het interessantst zijn.

De leden van het gezin hebben het moeilijk met elkaar, toch is er een zekere genegenheid. De vader schiet aan alle kanten tekort, maar hij zegt wel dat het maar goed is dat Bettie de pasta met rode saus maakt. Als haar broer dat doet, is het niet te eten. Met de broer (Lukas/Luuk) kan Bettie ruzie maken, toch haalt hij haar ‘s avonds op als het nodig is. Er is vooral onhandigheid in de omgang met elkaar en weinig van wat ze voor elkaar voelen wordt uitgesproken. Je voelt de onmacht van alle personages.

Verder is er vaders broer, van wie Bettie niet veel moet hebben en diens vrouw, met wie ze zich juist verbonden voelt. Hetzelfde geldt voor Dina en Neel, van wie Bettie informatie krijgt over haar moeder. Neel wil graag dat Bettie meegaat naar de kerk, maar dat draadje blijft in het verhaal een beetje loshangen.

In de tekeningen zit een zekere zachtheid. Dat heeft te maken met het kleurgebruik dat vooral uit pasteltinten bestaat. De lijnen, soms nauwelijks aanwezig, zijn niet geïnkt. Er zijn ook geen kaders, waardoor de tekeningen soms lijken uit te vloeien van de pagina.

Af en toe treffen we iets onbeholpens aan: dan is bijvoorbeeld een onderlijf aan de korte kant of zit een been wat onhandig aan een romp. Een vuist die op tafel slaat zou krachtig moeten zijn, maar door Drachmans manier van tekenen heeft die eerder iets aandoenlijks. Het tekenen van fietsen is lastig voor Drachman en dat is nogal onhandig, want Bettie gebruikt haar fiets nogal vaak. In een poging om dat op te vangen tekent ze de fiets recht van voren. Het blijft er ongemakkelijk uitzien.

Heel erg is dat nu ook weer niet. Sfeer en psychologie bepalen meer het verhaal dan gebeurtenissen en de realistische weergave ervan. Mooi zijn de details die Drachman eruit licht: de handen van vader die een shaggie rollen, een rugzak die klaar staat. De lezer kijkt mee met de hoofdpersoon; je blik wordt gezogen naar dingen die voor haar belangrijk zijn. Ergens past dat bij de sympathie die de lezer heeft voor Bettie. We leven met haar mee, kijken door haar ogen, zitten in haar hoofd en raden hoe zij zich voelt.

Zwanendrifters is een aardige beeldroman, een sfeervol en empathisch debuut dat sympathiek is. Het verhaal had zeker krachtiger gekund, het kabbelt te veel. Dragman weet de lezer erbij te houden, maar die mist iets: het grijpt niet aan.

Dido Drachman – Zwanendrifters. Scratch Books. 136 pagina’s hardcover. € 24,90.