Vorig jaar werd nog uitbundig gevierd dat de Rode Ridder, een van de oercreaties van Willy Vandersteen, zestig jaar bestond. In 1959 was het Vandersteen zelf die de verhalen rond de koene ridder Johan bedacht en tekende. Binnen een paar jaar werden er hulptroepen ingevlogen omdat Vandersteen het vrij snel had gezien met de ridderverhalen, zo lazen we in de dossiers. Vanaf deel 37, De wilde jacht, werd het team versterkt met de jonge Karel Biddeloo, die zich daarna zou ontpoppen als de dragende auteur van de reeks.
Een van de blikvangers van het diamanten jubeljaar 2019 was de statige zesdelige integrale reeks met daarin de eerste 36 delen van de Rode Ridder. Die perfecte uitgaven, steeds met een interessant achtergronddossier, smaakten duidelijk naar meer en daarom is sinds begin dit jaar een vervolg aan gegeven. Na de integrale bezorging van De eerste avonturen – die strekken van 1959 tot 1967 – zit er nu een zevendelige integrale reeks in het vat, getiteld De Biddeloo-jaren, die begint als Karel Biddeloo (1943-2004) zich met de reeks gaat bemoeien.
Aanvankelijk inkt Biddeloo de verhalen die Vandersteen hem aandraagt, in ieder geval de zes titels uit de eerste integrale, met daarin opgenomen de nummers 37 tot en met 42. In de tweede integrale neemt Biddeloo het stokje helemaal over, behalve het deel 43, waar Vandersteen nog het scenario voor schreef. Vanaf nummer 44 schrijft en tekent Biddeloo de avonturen, die hij vanaf dan meer naar zijn hand zet.
Boeiend is het dossierartikel uit de eerste integrale waarin melding wordt gemaakt dat Vandersteen eigenlijk geen zin meer heeft in de ridderverhalen. Hij is uitgekeken op koning Arthur en zijn gevolg. Het is om die reden dat hij in de delen 40 en 41, respectievelijk De barst in de ronde tafel en De laatste droom, er min of meer een einde aan breit. Arthur en Guenevere overleven het niet en Merlijn de tovenaar vertrekt schielijk naar elders.
Het mag een geluk heten dat Biddeloo met een aantal slimme plotwendingen en met het opvoeren van vroegere figuren een paar interessante verhaallijnen wist uit te werken. Zo bleef de serie behouden. Hij introduceert Parcifal, de zoon van Arthur, en vinden Johan en Lancelot Merlijn terug. En dan beginnen de sword-and-sorcery-verhalen uit de tweede integrale.
De verhalen van de Rode Ridder hebben een onmiskenbare charme. Waren de eerste avonturen af en toe onbeholpen en onwaarschijnlijk, in de Biddeloo-jaren zijn ze veel consistenter en beslist spannender. Het is onderhoudend op een antieke manier: het doet denken aan de zondagmiddagse zwartwitfilms die begin jaren tachtig werden uitgezonden op de Duitse ARD: klassieke piratenfilms, westerns en dergelijke. Traag, meeslepend en sterk leunend op de sfeer en het gevoel. Het is niet te ontkennen dat het gedateerd is maar dat hindert de goede verhalen niet.
Sterker, instappers kunnen zonder problemen met de Biddeloo-jaren beginnen. Wie de eerste integrale op zijn merites weet te beoordelen, kan met een gerust hart achttien centimeter in de boekenkast vrijmaken: iedereen die ooit wel eens een Rode Ridder heeft gelezen, snapt welke kant Biddeloo zijn ridder op stuurt. Het wordt magischer, met geesten en tegenstanders die boven de velden zweven en zich tonen in alles behalve mensgedaanten. Vandaar het onderschrift ‘Sword and Sorcery’, een subgenre uit de fantasy waarin tovenarij en gevechten tussen goed en kwaad een prominente rol spelen, al is dat in de eerste twee Biddeloo-integralen nog niet zo prominent als later.
Het gaat te ver om alle verhalen stuk voor stuk te bespreken. Opvallend is dat het dossier, dat voorin de boeken is opgenomen, van alle verhalen een korte samenvatting geeft. Misschien handig bij wijze van naslagwerk achteraf, geen aanbeveling om alles van tevoren door te lezen. Als er dan toch een paar hoogtepunten moeten worden genoemd, dan zijn dat de spannende belegering in Drie huurlingen en het eerdergenoemde heroïsche tweeluik De barst in de ronde tafel en De laatste droom. Daarin komen de onvervalste ridderidealen en standvastigheid zo mooi tot uitdrukking dat het sluitstuk van die geschiedenis extra impact heeft.
Waar de eerste integrales, met de blauwe rug, nog voor de nostalgische fijnproever was, daar zijn de grijze Biddeloo-integrales interessanter voor de reguliere stripliefhebber – als die bestaat. De verhalen zijn kundiger, spannender en hebben met de fantasy-elementen iets extra’s te pakken: een fijne dreiging, de perfecte strijd tussen Goed en Kwaad en een klassieke held die alle ridderlijke idealen in zich verenigt. Voorwaarts, brave lezer, er is nog een heel universum te ontdekken.
Willy Vandersteen Studio – De Rode Ridder integraal: De Biddeloo-jaren, deel 1 en 2 (van 7). Standaard Uitgeverij. 236 pagina’s, hardcover. € 34,99 per deel.