Onlangs verscheen bij Concerto Books een bundeling van twee vroege verhalen van Jacques Tardi, die oorspronkelijk in 1980 en ’81 bij uitgeverij Drukwerk werden uitgebracht. Dat deze twee verhalen tezamen worden uitgegeven is niet zozeer vanwege het feit dat beide van een ongebruikelijke lengte zijn (Het ware verhaal van de Onbekende Soldaat telt 34 pagina’s, Het Gedrocht en de Guillotine 24) maar vooral omdat ze dicht bij de bron staan van Tardi’s inspiratie: de jaren 1900 en de pulpromannetjes van die tijd.
Naar eigen zeggen was Tardi aan het begin van zijn loopbaan ronduit geobsedeerd door de wens de sfeer van La Belle Epoque tot leven te wekken. Inmiddels is hij een gevierd auteur, dus het kan geen kwaad om de tegendraadsheid van zijn stijl nog maar eens te benadrukken: de invloed van Uderzo, Hergé en Franquin was in de jaren 70 zó overheersend, dat het ontwikkelen van een afwijkende tekenstijl een fikse portie eigenzinnigheid vereiste. Tardi behoort natuurlijk tot een tegendraadse, hemelbestormende generatie stripmakers, maar bracht ook als geen ander het zakelijke principe in de praktijk dat stijl voortkomt uit inhoud. Hij wilde volwassener strips maken. Zoals hij aanduidt in een begeleidende toelichting-in-stripvorm in de originele uitgave van Het gedrocht en de Guillotine, kon erotiek vanaf die tijd beslist getoond worden, maar moest het niet blijven hangen in een puberale geiligheid van alles-moet-kunnen. Nee, er moest een gedachte achter zitten, en dat blijkt wel uit de (voor de strip vrij unieke) literaire vorm die hij hier kiest.
Beide verhalen worden in de ik-vorm verteld. Het Ware Verhaal van de Onbekende Soldaat bestrijkt een tijdsverloop van slechts één moment, het moment dat de held, een schrijver van smakeloze pulpromannetjes, in de loopgraven door het hoofd wordt geschoten. Gangsters, gewillige hoeren, monsters, een Egyptische prinses én zijn eigen uitgever (Bonnot, die overigens óók de uitgever van Isabelle Avondrood is) passeren in die flits de revue. Allemaal lelijke, platte personages die hem beschuldigen omdat hij ze zo slecht heeft neergezet. Een koortsdroom die maar niet lijkt te willen eindigen. Totdat de oorzaak van zijn voortdurende migraine zich openbaart.
Het Gedrocht en de Guillotine gaat nog een stap verder en is een monoloog vanuit de dood. Een naamloze, getraumatiseerde frontsoldaat uit 1914-18 keert huiswaarts, begrijpt de wereld niet meer, belandt in verwarrende situaties en begaat waarschijnlijk(!) een moord, waarvoor hij berecht wordt. De verteller zwijgt pas als de executie ten uitvoer wordt gebracht en dat mist zijn uitwerking niet: na pakweg veertig jaar heeft dit navrante verhaal niets van zijn kracht verloren.
De invloed van Martin Scorsese’s Taxidriver is onmiskenbaar, of in elk geval de sfeer rondom teruggekeerde (Vietnam)veteranen die niet meer in de maatschappij passen en ontsporen. Daarnaast had Frankrijk in de tijd dat dit verhaal ontstond de doodstraf nog niet afgeschaft; dat deed ze pas in 1981, als laatste land in Europa. Tardi is een fel tegenstander en ook dit thema zou later in de reeks Isabelle Avondrood aan bod komen.
Het is veelbetekenend dat hij de schuldvraag ontwijkt door zijn verhaal via een onbetrouwbare verteller neer te zetten. (Veel later zou Manu Larcenet voor zijn vierluik Blast, óók met moord als het centrale thema, hetzelfde vertelperspectief gebruiken). Een striplezer kijkt doorgaans mee over de schouder van de held en weet minstens zoveel als hij of zij. Alleen hier even niet, vanwege een black-out, en daar gaat het in de rechtspraak om: onzekerheden als deze maken onherroepelijke straffen als de guillotine onmogelijk voor beschaafde landen. Tardi is bepaald geen mensenvriend, maar op dit punt is zijn stellingname glashelder. Net als zijn zakelijke grafische stijl: een stugge lijnvoering en sterke zwart-witverdelingen, meer heeft hij niet nodig.
Jacques Tardi – Het Ware Verhaal van de Onbekende Soldaat/Het Gedrocht en de Guillotine. Concerto Books. 64 pagina’s zwart-wit. € 22,99.
Addendum: Tardi’s bronnen
‘God zij geprezen! Het zal duidelijk zijn hoe onze heldin haar aanvallers te slim af is geweest!’ Tardi speelt in Isabelle Avondrood met de onbeholpen stijl, het valse sentiment en de onlogische verhaallijnen van zijn belangrijkste inspiratiebron: de pulproman van de jaren 1900. De auteur heeft zichtbaar schik in het lezertje-pesten door tot leven gewekte prehistorische monsters gelijk weer af te voeren, of lullige plotwendingen extra dik in de verf te zetten met overbodige captions.
Typisch Nederlandse doemaargewonigheid staat ons meestal in de weg, maar in Frankrijk koestert men zijn ‘literaire gekken’. Er zijn verenigingen zoals Zutisten, Jemenfoutisten, Patafysici en Waterdrinkers, die een uit superieure studentenlol geboren affiniteit voor de mislukte roman koesteren. Zo ook Tardi. Maar ook de canard enchainée, het broodje-aapverhaal uit de jaren 1900, heeft hem menig verhaalelement opgeleverd.
Neem de Pithecantropus uit het derde deel van de fantastische avonturen van Isabelle Avondrood: beenderen van deze voorvader (nu spreekt men van ‘de Java mens’) waren in 1891 door de Nederlandse onderzoeker Eugène Dubois ontdekt, wat nog maar kort na Darwins publicaties (1859) een nieuwe schokgolf door het christendom teweegbracht.
En dan het (naamloze) spiritistische medium, ook uit deel drie, wat beslist geïnspireerd moet zijn op het destijds vermaarde Poolse medium dat onder de naam Franek Kluski optrad. Het spiritisme was destijds zeer populair, maar doorgaans riep men alleen geesten van familieleden op: grootvader, bent u daar? Kluski ging verder en riep ook de geesten op van dieren, zoals paarden (wat controversieel was voor de christenen volgens wie er voor dieren geen hiernamaals wacht) en tadáá: een heuse Pithecantropus, die beresterke oermens die in het duister eikenhouten kasten wist te verplaatsen!
En wat te denken van de pterodactylus die uit een ei in het (bestaande, en aan te raden) natuurhistorische museum Le Jardin des Plantes komt gekropen? Een canard over een fossiel uit het Juragebergte; mijnwerkers zouden getuige zijn geweest hoe het monster een half uur geleefd zou hebben na uit het gesteente bevrijd te zijn geweest.
Het traceren van dit soort faits divers is een bijzonder genot. Het strekt Tardi tot eer dat hij zijn bronnen vermomt en bewerkt tot elementen van een hoogstpersoonlijk universum. Is het bij Het Ware Verhaal van de Onbekende Soldaat/Het Gedrocht en de Guillotine nog bittere ernst, zijn latere werk, en dan met name Isabelle Avondrood, laat meer ruimte tot humor open. Maar dat is een normale ontwikkeling: de auteur heeft zijn stem en zijn publiek gevonden en gunt zich een ontspannener houding.