Een van de bekendste sporters uit de atletiekgeschiedenis is Jesse Owens (1913 – 1980). Hij verbeterde verschillende wereldrecords binnen een uur en won op de Olympische Spelen van 1936 vier gouden medailles (100 en 200 meter, de vier keer 100 meter en bij het verspringen). Sommige van zijn records bleven jaren staan. Ook als je weinig van sport weet, ken je waarschijnlijk de naam Jesse Owens wel, maar verder? Je kunt hem nu leren kennen door een strip waarin zijn leven verteld wordt, Jesse Owens, Miles and miles, door stripmaker Gradimir Smudja. Al eerder dook deze auteur in andere levens: Van Gogh, Mozart en Bob Dylan.
De strip over Jesse Owens is licht van toon, wat vooral ook komt door de verteller. Dat is een banjospelende kat, die zich Essej Snewo noemt (Jesse Owens achterstevoren) en zich beschouwt als broertje van Jesse. Hij lijkt op een bard die het leven van een beroemd persoon bezingt. Tegelijkertijd is hij een soort engelbewaarder: als Jesse op jonge leeftijd door een slang gebeten is, verdrijft Essej de dood en geneest hij Jesse.
Op deze manier haalt Smudja de fictie binnen de biografie. Maar een leven kan ook een goed verhaal zijn. Dat het jongetje Jesse in zijn jeugd vaak op de vlucht moest slaan voor een gans zal niets te maken hebben met zijn latere carrière als hardloper. Maar als er in een biografie over verteld wordt, komt het wel in dat teken te staan. In hoeverre al die anekdotes uit de jeugd kloppen, is niet na te gaan. Zo lijkt het een nogal sterk verhaal dat hij ontsnapt zou zijn aan een krokodil, die in het water natuurlijk veel sneller is dan een mens.
In Jesse Owens, Miles and miles krijgen we ook een beeld de zware omstandigheden waarin het gezin Owens verkeert. Het werk in de katoenplantages bijvoorbeeld, maar ook de activiteiten van de KKK, waarin nota bene een rechter een kwalijke rol speelt. In een rechtszaak tegen een verdachte van kleur, bestaat de hele jury uit mensen met witte puntmutsen op. Dat zal niet letterlijk zo gebeurd zijn, maar het maakt wel duidelijk dat je als verdachte geen enkele kans had.
Jesse blijkt een uitzonderlijk talent te hebben, wat wordt onderkend door een man die hem gaat trainen. Op 25 mei 1935 doet Owens mee aan belangrijke wedstrijden, hoewel hij lichamelijke klachten heeft. In een uur tijd verbetert hij het record op de 100 yards, het verspringen, de 200 yards en de 220 yards horden. Of hij werkelijk vijf meter achter de startlijn begon, lijkt erg op een sterk verhaal. In 1936 mag hij mee naar de Olympische Spelen. In alles heeft hij het moeilijker dan de witte sporters, zowel qua budget als qua trainingsmogelijkheden. Bij overtocht per schip mag hij niet op het dek waar de andere sporters zijn.
Bij de Spelen in Berlijn sluit hij vriendschap met een concurrent, de Duitser Luz Long. De Spelen in 1936 werden ook gebruikt als propaganda voor het nazisme. Het zou voor Hitler mooi geweest zijn als uitsluitend Arische sporters de medailles gewonnen zouden hebben, maar Owens gooide roet in het eten. Hitler en Goebbels worden door Smudja belachelijk gemaakt door hoe hij ze afbeeldt, want ook voor nazimilitairen geldt: eigenlijk zijn het karikaturen.
Het sprookje dat Hitler Owens geen hand wilde geven, komt gelukkig niet voor in de strip van Smudja. Hitler gaf aanvankelijk alleen de Duitse sporters een hand. Hij kreeg te horen dat hij alle sporters een hand moest geven of geen enkele. Toen koos hij voor het laatste. De elementen uit Owens’ jeugd komen terug op de Spelen als de onzichtbare Essej bijvoorbeeld een gans loslaat, waardoor Owens de gouden medaille voor verspringen behaalt. Dat is natuurlijk niet gebeurd, maar het verhaal wordt zo wel rond gemaakt.
Jesse Owens heeft in Berlijn zijn land vertegenwoordigd, maar in Amerika ontvangt Franklin D. Roosevelt alleen de witte atleten. Pas jaren later zou Gerald Ford Owens ontvangen en hem de Medal of Freedom toekennen. Na de Spelen heeft Owens nog meer dan veertig jaar geleefd. Dat wordt door Smudja vrij beknopt verteld. Hij geeft ons een inkijkje in het familieleven, maar de nadruk ligt op Owens als atleet.
Wie Jesse Owens, Miles en miles leest, krijgt een aardige indruk van het leven van een iconische atleet. Het introduceren van een vertellende kat is een vondst. Die maakt het verhaal licht en zorgt er ook voor dat het swingt. Niet voor niets bestaat een jazzbandje louter uit katten. Essej Snewo is onzichtbaar, maar Hitler ziet hem wel. Dat komt goed uit, want Hitler is bijgelovig en dan is een zwarte kat een slecht voorteken. Op deze manier speelt Smudja met de werkelijkheid.
Het tekenwerk van Smudja is dik in orde. De inkleuring is fraai, met weinig gebruik van wit, waardoor tekeningen vaak vrij ‘vol’ overkomen. De tekeningen staan mooi in dienst van het verhaal.
Gradimir Smudja – Jesse Owens, Miles and miles. Silvester Strips. 128 pagina’s hardcover. € 34,95