Strips

De avonturen van Jerom integraal: stripverhalen voor de prille lezertjes van 65 jaar geleden

De beide integrales van De avonturen van Jerom zijn vooral boeken met documentairewaarde. Het is minder compleet tweeluik om even lekker bij te ontspannen en meer één om het oeuvre van Willy Vandersteen te (her)ontdekken. Het is werk uit een cruciale periode in diens carrière als stripauteur, maar tegelijk een scharniermoment als ondernemer met een commerciële tekenstudio.

Dat de twee Jerom-integrales niet iedereen zal bekoren, komt enerzijds door het genre en anderzijds door de oorspronkelijke doelgroep. Waar veel stripverhalen die in integrale uitvoering verschijnen het moeten hebben van jeugdsentiment, ligt zoiets moeilijker bij strips die door heel jonge lezertjes werden gelezen. Kindersentiment bestaat niet. Jammer voor reeksen zoals Jerom, maar ook Pats (later Tits getekend voor Vandersteen door Robert Merhottein of Merho) en uiteraard Donald Duck. Het beste bewijs trouwens dat het bij stripverhalen niet noodzakelijk om plaatjes gaat, maar om verhalen die zowel qua scenario als qua tekeningen de verbeelding stimuleren. Dat vergt een bepaalde intellectuele ontwikkeling van de lezer om een blijvende indruk te maken.

Weinigen zullen zich de verhalen herinneren die ze als 6, 7 of 8-jarige lazen. Al zeker niet deze albums van Jerom. Het is dan ook bijna 65 jaar geleden dat ze verschenen en herdrukt werden ze zelden. Hooguit de sfeer is misschien blijven hangen. Topreeksen laten beide lezingen toe: die worden herlezen in verschillende levensfasen. Die meerlagige vertelling bleek iets waar Vandersteen zich soms een meester in toonde. Helaas is dat bij specifiek op de jongere lezertjes gerichte stripverhalen zelden het geval. Zeker niet bij Jerom.

Bovendien was Jerom een commerciële nevenreeks of spin-off. Een goedkopere, dunnere strip die zeker in latere jaren lopendebandwerk was in Studio Vandersteen. Uitgegeven als brochure en de kenmerkende groene kaft. Een kaft waarvan het laminaat na verloop van tijd afbrokkelde en de nietjes soms roestten.

De reeks rond Jerom kent desondanks wel verzamelaars, en soms uit heel bijzondere hoek. De erfgoedbibliotheek en het stadsarchief van Antwerpen deden een tiental jaren geleden zelfs een oproep op Facebook om de ontbrekende nummers in hun collectie te completeren. Als rasechte Antwerpenaar had Willy Vandersteen dus nooit de moeite genomen om de – uiteraard niet gehandhaafde – depotplicht van Antwerpse auteurs bij de Antwerpse bewaarbibliotheek na te leven, ondanks de stokoude gemeenteverordening. ‘Hij woonde toen in Brussel’ zou een beslagen advocaat allicht opwerpen.

Kortom, voor werk van Willy Vandersteen zijn er opmerkelijk minder geïnteresseerden in de albums van Jerom dan er zijn voor die van Suske en Wiske, Robert en Bertrand of de Geuzen, vast omdat men denken dat die strips meer zijn persoonlijke stempel droegen. Begrijpelijk, maar is dat ook terecht? Want De avonturen van Jerom zijn wel degelijk een creatie van Willy Vandersteen.

In een boeiende en goed gedocumenteerde inleiding van de eerste integrale komt de ontstaansgeschiedenis van de reeks en zijdelings ook van het personage Jerom aan bod. Ronald Grossey nam het personage voor zijn rekening en Nils van der Made besprak de zes albums die in de eerste integrale verschijnen.

Het bizarre formaat van de strip heeft te maken met de voorpublicatie in Ons Volkske. Dat was een stripblad voor jongere kinderen uitgegeven door de uitgever van weekblad Kuifje (Le Lombard) en de krantengroep De Standaard (voor het faillissement in de jaren 1970 nog één concern van krantenuitgeverij, boekenuitgeverij en boekhandels). Jerom stond op de cover dus bleef er amper genoeg ruimte voor vier en al spoedig meestal maar drie stroken per week, al lijkt dat vooral bedoeld om sneller te kunnen werken. Dat laatste is soms gênant om vast te stellen. Toch werkt de pagina met drie stroken soms uitzonderlijk goed.

Vandersteen was al sinds 1949 de publiekstrekker van het goedkopere en dunnere Ons Volkske. Zijn betere werk verscheen ook in het weekblad Kuifje. Grossey spreekt daarom van het scharnierjaar 1959/1960 voor Vandersteen. Dat verhaal is al meermaals verteld, maar het is interessant te lezen wat de rol van de reeks Jerom daarin was. Vandersteen stopte immers bij Kuifje, er waren problemen in verband met bepaalde uitgeefrechten van albums en Vandersteen lanceerde op eigen of op andermans initiatief nieuwe reeksen zoals Jerom en Karl May.

Bijster origineel zijn de stripverhalen van Jerom niet. Tal van grappen, thema’s, nevenpersonages enzovoort doken eerder in het werk van Vandersteen op. Naast Jerom figureren enkel tante Sidonie (Sidonia) en professor Barabas (die als snel verdwijnt uit de reeks om in deel zes terug te keren). De verhalen en personages hebben geen band met de andere reeksen van Willy Vandersteen. Markant is wel dat Jerom en Sidonia – zo wil de legende – bij Hergé niet welkom waren.

Wat uit de inleidingen in de integrale niet duidelijk wordt, is de rol van Edouard De Rop. Die was jarenlang de vaste inkter van Willy Vandersteen. Zelfs op het moment in 1959 toen Vandersteen de Jerom-verhalen bedacht. Volgens Grossey zal de reeks Jerom onlosmakelijk met Edouard De Rop verbonden blijven. Daarmee suggereert ie eigenlijk dat De Rop eigenlijk de echte auteur is van de meeste albums.

Het blijft bij suggesties. Bewijzen volgen niet. Geen discussie over ‘handenscheiding’ zoals bij schilderijen waar meerdere meesters aan werkten, maar als lezer ga je daarna automatisch letten op kenmerken die ‘typisch’ Vandersteen zouden zijn en proberen kenmerken te vinden die blijkbaar ‘typisch’ De Rop zijn. Bonne chance, zeggen ze dan in het Frans. Het maakt het lezen van deze integrale voor de stripliefhebber wel boeiender.

Het is prettig om vast te stellen dat de kinderachtige en gedateerde humor eigenlijk helemaal niet erg is. De motoriek van de personages, de mimiek en de découpage van de stroken of platen is vintage Vandersteen. Inclusief haastwerk tijdens sommige weken. Die zeer herkenbare beeldtaal levert niettemin zo’n vrolijkheid op tijdens het lezen dat zelfs de ingescande kleuren en het totaal andere papier een bijzaak blijven. Een bijzaak waar hier uiteraard wel even bij stilgestaan wordt. Het is en blijft eigenlijk ongemakkelijk dat integrales een dik, mat papier gebruiken. Dat is inderdaad een aangenamere tactiele ervaring, maar het voelt gewoon fout aan. Vandersteens werk uit die jaren en zelfs veel later verscheen altijd op glossy papier. De kwaliteit van de kleuren en de lijnen is na het inscannen meestal goed, maar zeker niet altijd uitmuntend of perfect te noemen. Zoals gezegd: slechts kleine bijzaken, geen pretbedervers.

Jerom was een reeks die lang liep. Een tweede leven volgde in gouden cape als soort superheld op een vliegende motor in de bekende groene kaften. Een derde poging om de reeks te herlanceren met een hippere Jerom in jeansbroek, witte T-shirt en jack afgerond met een petje faalde dramatisch. De vierde poging om een superhelden strip met graphic novel-allures te maken rond Jerom en motoren crashte eveneens. Jerommeke was altijd de favoriet van de allerkleinsten die Suske en Wiske lezen of laten voorlezen.

Buiten dat Jerom de sterkste is en altijd wint, herinneren die kindjes zich later natuurlijk niets. De Jerom-albums zijn wat dat betreft bijna equivalenten van de boekjes van Pietje Puk door Henri Arnoldus met de briljante tekeningen van Carol Voges. Het was prettig, maar vraag decennia later niet waar het over ging. Pietje Puk is overigens nauwelijks ouder dan de reeks Jerom. Diens eerste negen boekjes verschenen tussen 1958 en 1959.

Het ontbreken van concreet jeugdsentiment heeft ook voordelen. De lezer zal met een nieuwe set ogen en gevoelens deze integrale lezen. Wie niet snel gechoqueerd is door stereotypen (ook racistische uit 1960; Belgisch Congo werd pas onafhankelijk in 1960) zal verhalen ontdekken die grafisch soms heel knap zijn en uiteraard vintage Vandersteen ogen. Een erg dynamische découpage, een toegankelijk scenario, humor, spanning en vooral soms heel knap tekenwerk. Die lezer zal moeten toegeven dat het soms kunst-en-vliegwerk was en bij momenten zelfs prutswerk. Maar de conclusie zal steeds zijn dat de strips nog werken als voorleesboekje of als boekje voor prille lezertjes. Aan fantasie, avontuur en humor geen gebrek. Al kun je bij die humor soms bedenkingen maken.

Willy Vandersteen (Studio’s) – De Avonturen van Jerom integraal 1. Standaard Uitgeverij. 208 pagina’s hardcover. € 37,50.

Willy Vandersteen (Studio’s) – De Avonturen van Jerom integraal 2. Standaard Uitgeverij. 208 pagina’s hardcover. € 37,50.